terug naar de 2015 index |
december 2015
17.15: mijn werkdag zit erop, ik fiets naar huis
in het westen verlaat het laatste licht de aarde
de duisternis valt donker en koud op mij neer
het fietspad door het bos wordt een donkere tunnel
ik stop en doe het witte led-lichtje op het stuur aan
het knippert, ik druk nog een keer voor de continu stand
dan schrik ik van een schaduw, een tong likt mijn hand
het volgende moment hoor ik een stem roepen:
kom hier Ad, laat die vent toch met rust!
afgelopen nacht droomde ik over mijn familie
er was een boom, lichtjes en veel vrolijkheid
er waren dampende schalen voedsel en rode wijn
er werd een toast uitgebracht op de lieve vrede
en op een dierbaar familielid die er niet bij kon zijn
op dat moment ik schrok panisch wakker, nee, nee dacht ik
sprong het bed uit en rende halfstruikelend de kamer in
ik zag Flaps zitten en knuffelde hem als een baby
nee jij wordt met kerst niet tot kilo's verknald!
als ik het even niet meer weet, loop ik het huis uit naar de dijk
het water, de golven, de lucht en het licht zijn hier nooit hetzelfde
de kerk van Naarden op de horizon is een anker voor mijn blik
de zon is nu net onder en gloeit nog oranje na in de wolken
met de invallende duisternis komen ook de vogels aanzweven
even later zijn ze verdwenen, opgelost in lucht en water lijkt het
dan weet ik niet meer wat ik niet weet en loop blij terug naar thuis
ik ben nu de enige in die grote zaal van het Stedelijk
de suppoost op het krukje houdt me in de gaten, uiteraard
dit is het moment om het te begrijpen denk ik, hoop ik
dit zijn de tekenen die ik moet zien te doorgronden
ergens hier is een boodschap, een verborgen zin, een reden
ik vergeet even te ademhalen, een klikkend geluid
achter mij staat een meisje met een camera in de aanslag
ze glimlacht, niet tegen mij, maar tegen haar vriend
die naderbij is gekomen, haar lief kust en zegt:
het is alsof ik hier verdwaal in mijn eigen gedachten
zij lacht en zegt: dan ben je interessanter dan ik dacht!
hij zegt niets maar zwijgt wat erger is, en loopt verder
ik haal weer adem, maar alle tekenen zwijgen roerloos
beter luisteren dan maar… ik hoor mijn hart bonzen
ik kom thuis van een dagje wandelen en het is al donker
een buurman passeert mij met twee grote uitpuilende jutezakken
pakjesavond en dat stemt me weemoedig en vreugdevol tegelijk
ik kan het niet nalaten om straks de schoen op te zetten
morgenochtend zal ik gespeeld blij de chocolade G ontdekken
die ik de avond tevoren zelf zogenaamd stiekem heb ingestopt
zojuist, eigenlijk elk jaar wel, komt in mij een herinnering naar boven
ik ben 5 jaar oud en Sinterklaas bezoekt onze kleuterschool
een lange gang vol joelende zingende kinderen en ik ben doodsbang
in de verte komt de rode mijter met het kruis steeds dichterbij
zwarte pieten rennen vooruit en terug, pepernoten strooiend
iedereen lijkt blij gelukkig maar ik niet, ik vlucht naar de wc
daar zit ik met bonzend hart, huilerig te luisteren naar het kabaal
de neiging tot vluchten op feestjes heb ik altijd wel gehouden
gelukkig kan ik dan ook op de wc altijd weer even tot me zelf komen
het is makkelijk om te stoppen als je nooit bent begonnen
het is makkelijk om te slapen als je nooit wakker bent geweest
het is makkelijk om lief te hebben als je nooit bent afgewezen
het is makkelijk om te geloven als je nooit een leugen herkent
het is makkelijk om te sterven als je ooit 72 maagden gaat ontmoeten
het is makkelijk om makkelijk te zijn als je nooit moeilijk bent geweest
waarom dan moeilijk doen?
stel je voor een blauwe hemel zonder vliegtuigstrepen
een lucht zonder smog, een horizon zonder windmolens
de aarde is mooi van zich zelf
stel je voor een wereld zonder wapens, zonder haat
geen vervolgingen meer vanwege geloof, ras of seks
het leven is mooi van zich zelf
stel je voor een wereld zonder politici, zonder predikers
geen idealisten, romantici en dromers meer
vrede is mooi van zich zelf
stel je voor, stel je eens voor: een wereld zonder mensen
John Lennon was dan niet vermoord (en Gandhi ook niet)
stel je voor… een wereld zonder liedjes
ik schrok wakker uit een droom die ik me niet kon herinneren
wel had de droom een onbestemd gevoel in mijn lijf achtergelaten
ik stond op, deed een plas en dronk wat water uit een glas
mijn hand trilde en ik zweette, wellicht vanwege de vergeten droom
ik wilde niet meteen slapen en besloot een ommetje te maken
even later wandelde ik door de stille straten tussen de donkere huizen
het was een heldere maanloze nacht, maar de sterren zag ik slecht
ik was namelijk zonder bril de deur uit gegaan, alles was wazig
hier daar stonden de tuinen al kerstbomen met alle lichten aan
mijn ogen konden moeilijk scherp stellen, maar dat was niet erg
de lichten van de lantaarns en kerstbomen schitterden zo 't allermooist
O wat ligt ze daar mooi
Slaapt ze of rust ze uit?
Of misschien wacht ze
Of neemt ze een pauze
Of ze ligt te dromen
O wat ligt ze daar mooi
Wij toeschouwers kijken
Glimlachend, het is OK
Een dans dicht bij de vloer
Van lenige ledematen
Langzaam en verstild
O wat ligt ze daar mooi
Bewegingloos ademloos
Ze heeft geen haast
Ze neemt alle tijd
Eindeloos roerloos
O wat ligt ze daar mooi
Maar wat duurt het lang
De toeschouwers lopen door
Geamuseerd niet gealarmeerd
Ik kijk als laatste nog eens om
O wat ligt ze daar lief
nu pas valt me echt op dat de alle bomen kaal zijn
in 1 week tijd is het geleidelijk aan plotseling gebeurd
een hond loopt met zijn neus aan de grond zigzaggend op me af
het beest merkt mij niet op en loopt me straal voorbij
ik ben op weg naar de dijk, even naar het water kijken
een oude man met een plastic werpstok passeert me
een knikje en een gemompeld goedemiddag over en weer
ik kom op de dijk, het miezert een beetje uit de grijze hemel
een vlucht meeuwen vliegt hoog en laag over het Gooimeer
zwarte meerkoeten duiken op en onder in het onrustige water
als ik terug loop zie ik de hond en baas samen bezig
hij gooit met de stok een bal en de hond apporteert braaf
de hond komt aansjokken met de bal tussen zijn kaken
vlak voor mij laat hij de bal vallen en wil me likkend begroeten
gelukkig roept zijn baas hem toe: nee Ad, laat die vent met rust!
donker, regen en Amsterdam
we dwalen langs de grachten
met een gidsje in de hand
op zoek naar het licht
soms staan we stil
en turen we in het water
of we kijken omhoog
op zoek naar het licht
we zijn niet alleen
drommen zwermen
om ons heen, allemaal
op zoek naar het licht
een hond wil ons helpen
met zijn tong en zijn neus
alsof hij wil zeggen
proef en ruik het licht
tenslotte vinden we het
(net als iedereen trouwens)
het licht is te vinden
waar het donkerst is
Het is nu is een tijd van wachten, totdat het voorbij is
In een sloot wacht het water, donker en stil
Ook het gras in de weide wacht, huiverend in de wind
De stenen in de muur wachten, stram en sterk
De bomen wachten, verlicht, bevrijdt van hun bladerlast
De aarde in de tuin wacht, de kiemen en mollen slapen
Bij de poort staat de Boeddha op wacht met een stenen glimlach
Overal wachten mensen op perrons in de kou, berustend
De meeuwen op de brugleuning wachten, alert en op hun hoede
De poes op het bankje houdt slaapwacht, knipogend tegen de zon
De nacht kan zo prachtig wachten onder een sterrendeken
Het is een tijd van wachten, op wat komen gaat, op wat is geweest
Ik hoor beneden iemand luid op de deur bonzen
De bel is al jaren kapot, de buren weten het
Sommige vrienden ook, en de pakjesbezorger
Een vervroegd kerstcadeautje? Ik sprint de trap af
Een vrouw staat voor de deur en biedt een krant aan
Ze zegt: Ik ben de bezorger van het Almeerse Weekblad
En wens u fijne feestdagen en een gelukkig nieuwjaar
Ze blijft staan na mijn verward dankjewel, insgelijks
Het is donker buiten, maar droog, ik zie de maan
Vlak boven haar van wolk naar wolk schuiven
We staan een tijdje naar elkaar te staren, de maan kijkt mee
Ik weet opeens wat er aan de hand is: ze wil fooi!
Ik verlam en voel paniek. Ze doet een stapje achteruit, nog een
Heel traag alsof ze me nog kans wil geven, de maan is weg
O, zeg ik een helder moment voorwendend en pak de beurs
Ik geef haar, een volwassen vrouw, een twee euro munt
Meer heb ik niet, lieg ik mompelend, dankjewel zegt ze
Ze is weg. Ik blijf nog even staan en voel schaamte
Tevergeefs zoek ik aan de bewolkte hemel de maan
Vijf uur in de namiddag, mijn werkdag zit erop
Buiten is de duisternis doorweekt van de motregen
Ik trap flink door om gauwer thuis te zijn
Mijn bril raakt bedrupt, mijn blik beneveld
Ik rij over de file en dat doet me stiekem goed
Kruipende stilstand en zwiepende ruitenwissers
Een bestuurder kijkt zuur en stuurs voor zich uit
Misschien kan ik hem opvrolijken
Ik zwaai hem alleraardigst toe en lach erbij
Waarom dan toch een middenvinger?
Vriendelijkheid heeft het moeilijk tegenwoordig
Weer biedt de wandeling naar de dijk uitkomst
Ik hoor de buren buiten over een 'hete donderdag' praten:
Het is bijna kortebroekenweer zegt iemand, bulderend gelach
Ze zitten aan de koffie met dikke plakken beboterd kerstbrood
Ze zien me, ik vrees uitgenodigd te worden en versnel mijn pas
Ik sta boven de dijk: water, zon, wolken en een vlagerige wind
Er komen allerlei sportievelingen langs, wielrenners en hardlopers
Ik loop terug, de koffiedrinkers hebben plaats gemaakt voor kinderen
Zing eens lied vraagt een meisje aan een jongetje in een stars wars kostuum
Hij zingt en het klinkt wat onvast en onverstaanbaar, wel vertederend
Als hij uitgezongen is zeg ik: moge de Kracht met je zijn! Hij glundert
De lucht is ondrinkbaar, het water oneetbaar
Gelukkig kun je in de aarde veilig zwemmen
Schoolslag en vlinderslag ok, rugslag liever niet
De duisternis is een heerlijke warme omhelzing
De wind die breekt en de zon die steekt komen hier niet
De fijne trillingen en bevingen zijn de mooiste muziek
Het ontstaan en vergaan verloopt hier in harmonie
Vrij van de zon en zonde; schaamte en begeerte voorbij
Het hemel is onderaards, de hel is bovenaards
Het is geen geheim of een verrassing: de zon suist
Dezer dagen in een steeds lagere baan door het zwerk
Het zonlicht, brenger van vitamine D, heeft het moeilijk
De nacht regeert arrogant met zijn donkere scepter
Maar er is hulp op komst! De redding is nabij!
Het is bijna half vijf… Ik ga op mijn kussen zitten
Buiten zwiept de wind de regen tegen de ruiten
Het begint te schemeren en ik steek een kaars aan
Terwijl het buiten donkerder en stormachtiger wordt
Wordt het binnen in mij rustiger, stiller en lichter
Als de eindbel klinkt, open ik mijn ogen. Het is donker.
Het kaarsvlammetje schijnt als een zon zo helder
Het is vandaag dinsdag, de gewoonste dag van de week
Is er ooit wel iets belangwekkends gebeurd op een dinsdag?
Ik zet koffie en kijk hoe het water traag door de filter loopt
Het gebeurd met veel gesis, gepruttel, gereutel en stoom
Ik denk al weken aan om het apparaat eens te ontkalken
Omdat het een tijdje duurt, wil ik alvast de was doen
De wasmachines en drogers staan hier in een bijgebouw
Ik loop met de volle wasmand naar buiten, het schemert
De langste nacht duurt tot diep in de ochtend lijkt het wel
De motregen voelt op mijn gezicht als een natte handdoek
14 of 15 graden, deze dinsdag wordt toch nog bijzonder
Een dikke rode kater zit op het terras en volgt me met zijn blik
Ik zie hem achter me door de voordeur naar binnen glippen
Als ik even later weer binnen kom, is de koffie weliswaar klaar
Maar ik kan pas rustig ontbijten als de kat uit huis is verjaagd
Ik begin boven, dreigend kssstt roepen, van kamer naar kamer
Hij blijkt benenden onder de kapstok op was schoenen te zitten
Ik wil hem grijpen maar hij springt over mijn graaiende handen heen
Ik spurt achter hem aan, een rode schim in het halfdonker
Achteraf blijkt dit het opwindendste deel van de dag te zijn geweest
En dat is voor een dinsdag, de saaiste dag van de week, al heel wat
Sommige dingen zijn niet zo ingewikkeld
Maar dat wil niet zeggen dat het simpel is
Er was eens een zoon die een reis maakte
Na een jaar kwam hij thuis bij zijn moeder
Ze zei: de koffie is koud geworden
Maar de warme wollen trui is klaar
Zo zijn er mensen die overdag slapen
Om `s nachts uitgerust te kunnen dromen
Sommige dingen zijn niet zo moeilijk
Maar dat wil niet zeggen dat het makkelijk is
ik loop door een parkje
bij het kerkje in Meddo
een vinger wijst: 'Maria'
nu heb ik een richting
een pad om te volgen
een plan en een doel
toch let ik niet goed op
want ik loop in een rondje
de vinger wijst weer: 'Maria'
verkeerde afslag vast
maar ik voel onzekerheid
en heb ook twijfels
ik blijf stil staan
en kijk om me heen
donkere bomen
omringen mij
dan zie ik een lichtje
tussen twee stammen
en meteen ben ik blij
het bewijs is geleverd:
met lopen zoeken
kom je er niet
sta stil en kijk goed
het licht zal je vinden
|
terug naar de 2015 index |