Langzaam Licht in 2022
I have a dream
Ik droomde vannacht
Dat ik mijn laatste adem uitblies
In een rode ballon
Met een laatste snik
liet ik hem los
Door het open raam
En zag hoe mijn ziel
Omhoog zweefde en oploste
In de schone winterhemel
Verschil moet er zijn
Jij spreekt van ‘ik ben in het hier en nu’ en kijkt diepzinnig
De dichter heeft het over het nu als afvoerputje van de tijd
En het hier is een verdwijnpunt van bestemmingen
Jij rijgt de momenten aaneen tot minuten en gaat verder
Voor de dichter zijn momenten steelse ogenblikken
die hem in een oogwenk leiden tot het moment suprême
Jij denkt dat een dag maar 24 uur heeft om van te leven
Voor een dichter is elke seconde een nieuwe wonde
elke minuut is een snikkend saluut en elk uur een oud avontuur
Jij denkt dat 60 minuten wachten langer duurt dan een uurtje slapen
Voor de dichter is een wachtkamer een kraamkamer van muzeweesgegroetjes
De slaap een valluik naar een sterren met regenbogen als vangnet
Jij ziet een jaar als 365 dagen om de agenda om te vullen
Een dichter ziet een jaar als eenmalige kringloop van ledigheden
Een repeteergeweer van spaties om een fontein van witregels te creëren
Kwam het toch nog goed
Vroeger was ik woestijnroeper
Daarna een muurprater
Vervolgens een zelfmompelaar
Tegenwoordig doe ik het zwijgen toe
En ja iedereen hangt nu aan mijn lippen
Luid en duidelijk klinkt de stilte
Umwertung aller Werte
De waanzin is weer in het land
de stille vrede van de winter
maakt plaats voor een luidruchtige lente
knop en hart zijn weerloos
wonden heten opeens bloesems
pijn verwelkomen we als leven
De waanzin is weer in het land
de kalme rede van weleer
maakt plaats voor een dwingende vrede
geest en grond zijn weerloos
een corrigerende tik is een liefdesdaad
een oorlog heet een vredesmissie
In de naam van de liefde en de vrede
is alles geheiligd
in de stilte coupe
de man leest het appje
hij juicht en iedereen mag het horen
“de scheiding is rond
ik kan weer leven!”
dan krijgt hij nog een appje
hij huilt en wij mogen het weten
“de ex krijgt de hond
o was ik maar dood!”
IN DEZE LENTE
In deze lente met zijn zwarte bloedbesmeurde bloesems, geurend naar onvergoten
droge tranen van te groot geworden leed dat lotbestemd huivert over kelderzwarte
ongedelfde graven van onhaalbare vleesgeworden losgezongen idealen, schijn en
ongein woke opgeofferd onder een bekraste kraaienhemel waar het fluitende
kogellied als een huilende wolf het laatste jankende woord heeft, wil ik niet leven
In deze lente met zijn liefdevolle verwurgingen, de gedoemde valdans van de
tot liefde slaafgemaakten, geketend en gemarteld door de zoete pijn van het
omhelzingsvuur, vrijheid gelukzalig opgeofferd in een allesverterend zieltogend
samenzweringsmantra ikhouvanjouenjijhoudtvanmij, waarna alle versleten clichés
en tenenkrommende gemeenplaatsen weer klinken als een nieuw geluid, wil ik leven
Het is zomer
Maar het wil maar niet zomeren
Zoals soms de ochtendstond geen
Afscheid kan nemen van de nacht
Of zoals de weekend moet wachten
Omdat de vrijdag eindeloos talmt
Het is zomer
Maar het wil maar niet zomeren
Wat we nodig hebben is een list
De kalender spreekt duidelijke taal
Dus kom naar buiten allemaal
Trek je mooiste kleuren aan!
vrede
het meisje speelt piano
de jongen zingt een liedje
moeder schilt de aardappels
en vader slijpt het mes
de vlinder drinkt de nectar
de lijster zingt een wijsje
het hertje knabbelt berkenbast
en de jager legt aan
het orgel speelt een psalm
de jongen brandt een kaarsje
het meisje knielt en biecht
en de pastoor slaat een kruis
2099
Almere 123 jaar
ooit begonnen als een natte droom
is nu een voetnoot
een karkas van beton
en staal rust op
de bodem van de zee
het is weer water zoals het was
de vissen zijn almeerder
het is nu elke dag vrijdag
Almere werd bedacht
niet op een bierviltje
maar op een tekentafel
de liniaal als ideaal
nog tijdens de eerste schets
stierf de droom in een lijn
toen het water week
bouwde men een stad als
een aangespoelde zeehond
het regent altijd in Almere
het water is er zoveel natter
te veel om te huilen
de stoplichten staan er altijd op rood
niemand weet weg in Almere
alle wegen lopen dood of om
het is altijd nacht in Almere
stad van zwartkijkers en wegkijkers
kraaien zien ze het liefst
in Almere is het altijd maandag
alle poezen zijn er katers
en alle meisjes heten Ally
het waait altijd in Almere
de dreven zijn te breed
de pleinen veel te leeg
klinkt daar een viool?
nee een baby huilt
cultuur in Almere
het is komen of gaan in Almere
iedereen is op doorreis
vluchtelingen slaan op de vlucht
op zijn best en op zijn mooist
was Almere een visioen van hoop
een fata morgana van de liefde
Almere 123 jaar
ooit begonnen als een natte droom
is nu een voetnoot
een karkas van beton
en staal rust op
de bodem van de zee
het is weer water zoals het was
de vissen zijn almeerder
het is nu elke dag vrijdag
mijn hart
in het bomenloze bos
volg ik de weg van de wolken
een vreemdeling met een houten been
groet me met een opgeheven vuist
zo blijft hij staan
zijn been schiet wortel
in zijn opgeheven vuist
rijpt een appel / bloeit een roos
ik zet mijn ezel neer
ooit was hier enkel een verte
voor dichtbij was geen ruimte
appels rijpten rozen bloeiden
ik maak een doek van
2 duimen en 2 wijsvingers
een ruimte voor de leegte
in de vorm van een hart
ik streel een streek
een ronding rood
een vuist zonder hand
appels vallen rozen bloeden
morgen rij ik naar je toe
en vraag je hand
ik geef je geen ring
geen rozen maar een appel
ten minste houdbaar tot einde (1)
we kregen allebei dezelfde kamer: nummer
negenenzestig, dat kan geen toeval zijn
we zagen en herkenden elkaar in onze ogen
we lagen niet veel later zoals het heet tussen de lakens
we wisten allebei: deze mooie droom wordt
gewist eer de haan driemaal kraait
we reden in een rode cabriolet over de boulevard
we vreeën in een parkeergarage op de achterbank
we schreven op het strand onze namen in het natte zand
we bedreven ter plekke de liefde voordat de vloed kwam
we zaten op een terras waar obers pinguïns waren
we aten oesters en dronken roze champagne
we wezen naar de ondergaande zon boven de zee
we prezen bovenal elkaars schoonheid en passie
we kregen de rekening die we eerlijk deelden
negenenzestig euro, dat kan geen toeval zijn
we liepen hand in hand terug naar ons hotelletje
we sliepen ineenverstrengeld onze droom
we wisten allebei: wat de nacht brengt wordt
gewist door de rozevingerige dageraad
ten minste houdbaar tot einde (2)
eendagsvlieg
verwekt door de maan
gewekt door de zon
uitgewist door de nacht
inspiratie
ingefluisterd door de muze
afgeluisterd door de dichter
uitgewist door de backspace
liefde
bedreven door geliefden
geschreven door twee harten
uitgewist door de vloed
|